Vanaf heerlijke camping in Frankrijk even wat gedachten rondom jeugdwerkloosheid. Niet omdat het moet of omdat het helpt. Wel omdat het te belangrijk is er niet over te praten.
Vraag 1: weten we goed hoe groot jeugdwerkloosheid is?
Als ik rondhoor heb ik he tidee dat meeste jongeren nog aardig aan de slag weten te komen. Natuurlijk zijn er enkele groepen die het extra lastig hebben.
Het zou goed zijn om het probleem eens goed in beeld te brengen. Met cijfers en onderscheid naar regio, doelgroep, etc.
Vraag 2: hoe brengen we jongeren en anderen in contact met werkgevers die nog mensen zoeken?
Op eerste plaats dmv stages en andere vormen van leerwerkplek, arbeidservaringsconstructies, e.d. Dat moet dus:
– aantrekkelijker gemaakt worden voor stagegevers
– makkelijker gemaakt worden
Een paar ideeën:
– zzp-ers zijn vaak perfecte werkbegeleiders. Dat lijkt op het oude meester-gezel idee. Deze mensen kunnen nu geen stages aanbieden want kunnen nooit gecertificeerd worden als stagebedrijf. Voorstel: laat de certificatie-eis (tijdelijk) vallen. Laat scholen wel goede afspraken maken om kwaliteit te waarborgen en daarover verantwoording afleggen (tenminste over de afspraken)
– een belangrijk onderdeel van de stage is niet zozeer het leren van specifieke vakvaardigheden, maar het ontwikkelen van een goede werknemershouding en daarbij horende algemene vaardigheden. Dat kan op allerlei plekken. Denk ook aan vrijwilligerswerk, verenigingen, etc. Zorg dat activiteiten daar meetellen voor een opleiding of mogelijk worden met behoud van uitkering. Daarmee vergroten jongeren hun kansen.
Op de tweede plaats moeten we af van allerlei bureaucratie bij de matching van werkgevers en werknemers. Daar wordt door allerlei instanties en slimme ondernemende types alleen maar geld mee verdient, zonder dat we weten of het echt extra rendement heeft.
Dus:
– alle centrumgemeenten van het UWV worden verplicht om markten te organiseren waar werkgevers hun vraag naar werknemers in een kraam plaatsen.
Voor de markt worden diverse doelgroepen actief uitgenodigd:
– werklozen (verplicht)
– studenten aan einde van hun studie (onderdeel van de opleiding)
– werknemers die in bedreigde sectoren/bedrijven (nog) aan het werk zijn (op advies, vrijwillig)
Om het makkelijk te maken om tot zaken te komen, kunnen, gekoppeld aan de drie genoemde doelgroepen, afspraken gemaakt worden:
– werklozen draaien een maand mee met behoud van uitkering, eventueel door werkgever aangevuld tot passend loon. Na een maand in dienst met normaal loon.
– studenten draaien een maand mee in vorm van stage
– bedreigde werknemers van andere bedrijven draaien een maand mee in kader van sociaal plan (als daar sprake van is).
Tenslotte: wat in elk geval niet gaat helpen is denken dat het probleem op te lossen valt via de studiekeuze. De relatie tussen studie en werkplek is minder eenduidig dan men lijkt te denken. De vraag naar werknemers is minder voorspelbaar dan men lijkt te denken. De inzetbaarheid van mensen blijkt vanuit hun houding vaak al flexibeler dan men vreest.
Opleidingen moeten breed zijn. Oriëntatie en bildung vormen daar belangrijke onderdelen van. Juist om met die onvoorspelbaarheid om te kunnen gaan.