Via Twitter stuitte ik afgelopen weekend op een brief van het LAKS aan de minister van onderwijs. Je kunt hem lezen via de volgende link: http://www.laks.nl/nieuws/nieuwsbericht/laks_stuurt_tweede_kamer_brief_over_onderwijstijd/ Het gaat me er nu niet om of ik het met alles in de brief eens ben, maar het is een verstandige, afgewogen brief. De mate van nuance is er een waar velen jaloers op kunnen zijn. En één passage zette me aan tot verder denken. In die passage betreurt het LAKS het dat de opdracht om binnen scholen een brede en informele dialoog op te zetten is losgelaten.
Daarmee kom je op een verschijnsel dat momenteel steeds grotere vormen aanneemt: de formalisering van ons onderwijs (en waarschijnlijk van een groter deel van de publieke sector). Een paar voorbeelden:
Binnen het MBO is een professioneel statuut opgesteld dat docenten een stevige positie geeft als het gaat om de inhoudelijke en personele invulling van het onderwijs. Hoe graag zou ik daarover op allerlei manieren met hen in gesprek gaan. Dat doe ik overigens ook, al zou het mooi zijn als het meer gebeurde. Maar wat moeten we nu doen: we moeten een reglement werkoverleg opstellen dat duidelijk maakt via welke spelregels dat gesprek gevoerd moet worden.
Op dezelfde manier is zijn de wet op de ondernemingsraad en de wet op de deelnemersraad aanleiding tot veel procedurele gesprekken. Vaak doen we dingen omdat de wet het voorschrijft. De vraag wat we echt nodig vinden als school, het gesprek over wat goed gaat en wat beter moet, wordt maar al te vaak vertroebeld door wet- en regelgeving. We doen dan wat we moeten doen in plaats van wat we willen doen.
De normen op onderwijstijd zijn deels terecht. Scholen worden bekostigd om een prestatie te leveren en dat dient dus ook te gebeuren. Maar we zijn intussen wel erg bezig om aan het juiste getal te komen. Moet het werken aan kwaliteit niet hoger op de agenda?
De eis om bevoegde docenten onderwijs te laten verzorgen lijkt logisch. Toch is het tevens zo dat je daarmee kijkt naar het bezit van een papieren kwalificatie in plaats van het echt waarnemen van kwaliteit. Als we studenten vragen van wie ze het meest leren, komen dan ook de bevoegde docenten om de hoek kijken? Of scoren de bevlogen ondernemers en andere ervaringsdeskundigen dan hoge(re) ogen?
Tenslotte, het gesprek over organisatiestructuur, CAO en functieprofielen leidt de aandacht vaak af van de echte opdracht die we onszelf moeten stellen: hoe klaren we met elkaar de klus waarvoor we school zijn: studenten op de beste manier zoveel mogelijk leren?
Ik ben zo bang dat we het hiermee niet gaan redden. Dat deze formalisering de ziel uit ons onderwijs haalt. Dat het juist dit is waar docenten op afknappen. Dat we dat niet kunnen repareren door een fenomeen als prestatiebeloning.
Gelukkig kwam ik in hetzelfde weekend een blog tegen waarin gepleit wordt voor goed teamwork om tot optimale prestaties te komen. Daarvoor zijn geen ingewikkelde procedures, regels en sturcturen nodig. Daarvoor zijn drie elementen van belang: inhoud, proces en relatie. En daar moet je gewoon met elkaar hard aan werken. Zie verder: http://xanderjongejan.nl/2011/10/de-3-onderdelen-van-goedteamwork/