Het is duidelijk dat we in Nederland niet tevreden zijn over de kwaliteit van ons onderwijs. Voor het gemak ga ik me hier beperken tot het MBO, maar de vraag is of alles wat hier volgt niet voor de hele onderwijssector geldt.
Bij het gesprek over dat gebrek aan kwaliteit wordt steeds weer gewezen op dezelfde oorzaken:
- scholen zijn te groot geworden
- bestuurders zijn vooral uit op macht en zelfverrijking
- docenten krijgen onvoldoende ruimte voor het uitoefenen van hun vak
Laten we dit vraagstuk eens nader bekijken.
Zo’n 70% van de effectiviteit van het onderwijs wordt bepaald door de kwaliteit van de interactie tussen docent en leerling. Als de resultaten achterblijven moeten we dus op de eerste plaats kijken naar de kwaliteit van die interactie. En als we beter onderwijs willen, dan kunnen we dus maar het beste investeren in die interactie. Lijken me logische conclusies.
De relatie tussen kwaliteit van interactie en omvang van de scholen?
Mij lijkt het vergezocht om te vermoeden dat hier een eenvoudige, eenduidige relatie te leggen valt. Wat er gebeurt tussen docent en leerling hangt toch vooral af van de kwaliteit van die docent? En op een of andere manier lukt het ons niet om aan die kwaliteit heldere eisen te stellen. Zo hebben we bijvoorbeeld weinig invloed op de manier waarop docenten hun verplichte scholingstijd invullen. Dus is het maar de vraag of deze tijd echt gebruikt wordt en of dat op een effectieve manier gebeu
De relatie tussen de kwaliteit van de interactie en de bestuurder?
Persoonlijk heb ik niet de illusie dat ik in mijn rol als bestuurder direct kan sturen op verhoging van de kwaliteit van hetgeen zich afspeelt tussen docent en leerlingen. Uiteraard kan ik wel een indirecte invloed uitoefenen in termen van werkomstandigheden in de breedste zin van het woord.
Helaas krijgt het gesprek over de rol van bestuurders vooral inhoud door incidenten, (inderdaad ook echte) misstanden en vooringenomen journalistiek. Gelukkig kom ik in mijn werk nog steeds vooral collega’s tegen die schoolbestuurder werden om een positieve rol te spelen in de kwaliteit van het onderwijs in een snel veranderende samenleving. En misschien is dat wel de positie van de bestuurder op het speelveld: het snijvlak van school en omgeving. In de gaten houden wat daar gebeurt en met de mensen in school en omgeving bedenken hoe de school daar het beste op kan reageren. Tenslotte proberen om die reactie zo goed mogelijk te faciliteren.
De relatie tussen de kwaliteit van de interactie en de professionele ruimte van de docent?
Ook hier heb ik twijfels over deze relatie. Het bieden van ruimte aan docenten is een vanzelfsprekendheid geworden die we, zo lijkt het soms, niet meer ter discussie mogen stellen. Dat gebeurt onder verwijzing naar de autonomie van professionals. Maar hoe zit dat bij advocaten, verplegend personeel, chiriurgen, accountants? Volgens mij allemaal beroepen die binnen de definitie van professional vallen. En tevens allemaal beroepen waarbij de uitvoering gebonden is aan een groot aantal uitvoeringsregels. Het bieden van ruimte is dus geen vanzelfsprekendheid en volgens mij evenmin een garantie voor kwaliteit.